Duizenden lempers, spekkoeken en andere zoet-en zoutigheden liggen weer hoog en droog opgestapeld. Ontelbaar veel porties saté, nasi rames en soto zullen weer over de toonbank gaan, aan tafeltjes worden genuttigd of in tassen worden gestopt voor bij de tv thuis of gewoon voor de hele dag door.
Er kan weer worden geshopt: kookspullen, sarongs, gulings, boeken, sieraden, cd’s en prullaria. En er is ruim aandacht voor literatuur, wereldmuziek, dans en theater. Een te hoge entreeprijs wordt regelmatig genoemd als grote hindernis om dit festival te bezoeken. Hoog als je alleen voor het eten komt, spotgoedkoop als niet alleen je maag maar ook je hersens geactiveerd willen worden.
Ik heb het over de Tong Tong Fair, de 58e editie inmiddels want het bestaat al sinds 1959.
Er zijn jaren geweest dat ik de tenten op het Malieveld alleen bezocht om wat Indische cultuur te snuiven. Een lezing, een film of een andere voorstelling of expositie. Want echt gelukkig werd ik niet van die eetwijken vol schuifelende bezoekers, enorme hoeveelheden happen en rijen wachtenden vóór die happen. Zo snel mogelijk die tent weer uit en met een lege maag naar huis of even een kroketje op het station. Zonder (te) eten de TTF ( Pasar Malam in de volskmond) verlaten, dat hoor je niet zo vaak!
Sinds een paar jaar heb ik naast de cultuur en inmiddels wel weer het eten, een andere reden om de Tong Tong Fair te bezoeken: een paragnost.
De eerste keer dacht ik: “Ach, wat is 15 euro op een mensenleven? Daar had ik ook een tegenvallend bord eten voor kunnen hebben. En anders is het misschien wel lachen, net als vroeger op de kermis: ‘De vrouw met 3 borsten, de vrouw met de baard’ of, iets dichter bij het onderwerp: ‘De man met de glazen bol’.
De persoon die ík toen die eerste keer ‘had’ begroette me vriendelijk en gaf me géén hand. Hij vroeg om iets wat ik dicht op mijn huid droeg, “…sleutels bijvoorbeeld of een portemonnaie…”. Ik gaf dat laatste. Hij wreef er over, legde een hand erop, leek zich te concentreren (ik zeg ‘leek’ omdat ik nog niet wist of hij nep was) en sprak: “Iemand die nog niet zo lang geleden is overleden, staat hier ook.” Bij die opmerking ging het volgende door me heen: “Ja, dat zeggen ze allemaal. Grote kans dat er iemand is overleden.” Maar ook: “Wie zou het zijn? Waar staat die persoon dan? En: Beetje eng ook wel…”
“Heb je last van je rug en van je pols?”. Wow, ook de kans dat je last van je rug hebt is nogal groot, maar hoe wist hij dat van die pols?! En, met terugwerkende kracht, hechtte ik ook al meer waarde aan zijn eerdere constatering en ik begon hem te geloven. Dan was het vast mijn vader die er bij stond. Daar wil ik meer van weten.
De sessie van een kwartier liep uit naar een half uur en als het er niet stom had uitgezien dan had ik daar die hele tijd met mijn mond open gezeten. HOE WIST HIJ DAT ALLEMAAL?
Waarom zou je de vragen des levens wel stellen aan je vrienden of familie of je psycholoog en niet aan een man die schijnbaar ALLES van je weet? En zo ben ik in de daarop volgende jaren 2 x bij diezelfde man op de TTF in Den Haag en 3 keer bij hem thuis in Haarlem langs geweest. De eerste keer thuis had een uur moeten duren maar bleek zó waanzinnig goed, of knap of ik weet niet hoe ik het moet noemen, dat ik er nóg een uur aan vast had geknoopt en daarna nóg een uur!
Hoewel ik hem niet vaker dan 1 x per jaar zie beschouw ik deze man inmiddels als een kennis. Juist voor een man zoals hij een ideale benaming: kennis. En hij neemt zijn vak zeer serieus.
Ook hij is een keer bij me langs geweest, bij de toko. Toevallig was die dicht, die dag.
“Dat had hij toch kunnen weten?!” reageerden sommige mensen toen ik het vertelde. Misschien neem ook ik zijn vak wel serieus. Een chirurg opereert toch ook niet aan de lopende band?! The Rolling Stones staan toch ook niet 24 uur per dag op een podium?!
Niet echt leuk, die grap. Beetje voorspelbaar eigenlijk.