Of ik wel eens terug ga. Nee, ik ga nooit terug want ik ben er niet geboren. Maar ik ben er wel geweest. Mijn ouders, die in 1974 voor het eerst TERUG waren geweest, hadden in 1977 de ene helft van de kinderen naar Indonesië mee terug genomen en in 1980 was de andere helft aan de beurt. Mijn helft.
En eigenlijk wilde ik niet. Ik wilde liever naar Italië en dan niet met mijn vader en moeder maar met vrienden die ik wél goed ken. Maar ook dat zou ik niet doen want er stond een tentamen Archeologie voor de deur met een studiebelasting van 160 uur. Probeer dat maar eens te halen na een maandje vakantie op Java en Bali …
Maar ik wilde geen spelbreker zijn. Zeven jaar lang had ik me kunnen onttrekken aan de dansgroep van het gezin, dat ene maandje zou ik wel overleven. En die 3 boeken vol oude tempels, beelden en vazen gooien we gewoon ook nog in die koffer want de vorige tentamens had ik ook op mijn sloffen gehaald.
Tranen… ingehouden tranen, staand in de deuropening van het vliegtuig bovenaan de trap. De klanken van de gamelan ver weg, al die mensen op het vliegveld daar, waar jij ook had kunnen rondlopen, de geur van warmte en het land van je ouders: horen, zien en ruiken, dit is thuiskomen!
Het gevoel dat ik niet kon vasthouden want al de volgende dag was het verdwenen! De mensen leken niet op ons, gebouwen waar mijn ouders het altijd over hadden stonden niet meer op hun plek, oude kennissen waren er niet meer en waar je vroeger zo lekker kon eten, daar stond natuurlijk inmiddels een ander achter de pannen. Nu aten we overal en nergens, lekker of ziekmakend lekker, deden toeristisch bij de Borobudur, zochten oude buren op in Tambaksari (Soerabaja) en hadden lol of kibbelden als echte broertjes en zusjes. We zwommen in en lagen aan zee bij (toen nog aangenaam toeristisch) Kuta en kochten vooral daar, op Bali, veel, héél veel souvenirs. Hoe krijg je dat in G##SNAAM in die koffer?! Wat doen die 3 studieboeken daar eigenlijk?
12 tentamens had ik in mijn eerste jaar gehaald, bij nummer 13 ging het mis.
Mijn ouders en broers en zussen zijn daarna nog vele malen geweest, in diverse samenstellingen, de 1 wat vaker dan de ander. Ik wilde niet, ik wilde nooit. Zelfs het dreigement van mijn vader, dat het misschien wel zijn laatste keer zou zijn, trok me niet over de grensstreep.
En toen was daar het jaar 2007. “We gaan nog 1 keer, wil je niet mee?”, probeerden mijn ouders voor de 100ste keer. En ik zei ja, ik heb gewoon ja gezegd! Niet dat ik hen ook maar een beetje geloofde maar ik zei het wel. Daar hadden ze volgens mij niet op gerekend want ze hebben niet eens gevraagd naar het waarom. Dan had ik het niet geweten: het was gewoon een gok.
De -tig keren Italië, die 3 maanden kriskras door Amerika, mijn favorieten Turkije en Griekenland, hop! bij elkaar, en niet te vergeten die waanzinnige Sahara: ze vallen in het niet als ik aan deze vakantie naar Indonesië terug denk. De laatste vakantie van mijn vader, helaas, want hij kreeg eindelijk gelijk…
Maar wat waren ze leuk, die papa en mama van mij! Leuk met elkaar vooral. Gezellig en onderhoudend. En bezorgd om ons, om mij, iets wat ik vroeger nooit wilde. Ik was weer hun kind en ik zag hen genieten want ze voelden zich op hun gemak. Omdat ze zich thuis voelden, denk ik. En ik voelde me thuis bij hen. En toch ook een beetje terug, ja!
Foto boven: 2007, mijn ouders in de trein van Bandung naar Jogjakarta