“Jij?!” reageerde ze verbaasd, met een lach.
Haar reactie op mijn achternaam.
“Nee, jouw achternaam dan!”, reageerde haar vriend ad rem op haar.
Ze heette iets met Berg, Bergkamp of Berghuis, was ook Indisch en had denk ik geen Russisch klinkende achternaam verwacht.
Ik bedenk me nu dat ik aan mijn Jip en Janneke uitleg in 2 zinnen, wat het verschil is tussen een Indo en een Indonesiër, een derde toe kan voegen:
1. Een Indo woont in Nederland en een Indonesiër in Indonesië
2. Een Indo spreekt Nederlands en een Indonesiër Indonesisch.
Hier komt ie:
3. Een Indo heeft geen Indonesische achternaam en een Indonesiër wel.
“Karel Otto Karel Otto Simon Karel I-grec. En dan: spatie, hoofdletter D van Dirk, Eduard, Ferdinand, Otto, Richard, Cornelis, Hendrik, Anton, Utrecht, Xantippe.”
Al die namen aldus opgedreund gaven geen garantie dat onze achternaam correct op brief of enveloppe terecht kwam. Iemand in het verwerkingsproces bij de Gemeente of menig andere instantie smokkelde per ongeluk tóch een streepje tussen de 2 achternamen bij waardoor ook de mannelijke leden van de Kokosky Deforchaux’s als mevrouw werden gezien. “Geachte mevrouw Albert Kokosky-Deforchaux”. Of een extra ‘s’ nestelde zich tussen de eerste ‘o’ en de tweede ‘k’. Of men vond zelf dat Kokovski toch net even Russischer klinken.
Toen typemachine en carbonpapier werd vervangen door computer en printer paste Deforchaux ‘er niet meer op’ en werd onze prachtige 2e naam botweg afgekort tot Def.
Ik besloot alleen nog maar mijn eerste achternaam te gebruiken, het kostte hen te veel moeite, dat schrijven, uitspreken en onthouden.
Volgens mij had men het liefst alleen maar de Groot’s en Jansen’s gehad. Of nóg liever alléén maar ‘Groot’, dat scheelt weer 2 aanslagen op je toetsenbord en bij Jansen moest je nog vragen: “Met 1 ‘s’ of met 2 ‘s’?”, was helemáál veel werk…
Ik weet niet meer wanneer, zelfs niet ongeveer wanneer, maar ineens was het terug. Ik gok op ergens begin jaren 90. “Hoort dat er ook bij? Mooi! Waarom laat U het dan weg?!”
Naar ik vermoed een nieuwe generatie. De “niet-Jansen en Janssens” als het ware. Gewend aan vreemde voor- en achternamen. Gaven hun eigen kinderen andere voornamen dan Jan en Truus. Trouwden partners met een exotische achternaam. Bovendien kwamen er nieuwere immigranten met nóg gekkere (lees: onbekende) achternamen, misschien niet lang maar wel ingewikkelder (want: onbekend) dan ons soort namen.
Of een achternaam bij een blank of donker iemand hoort kun je gewoon niet zien. Zo werkte ik ooit samen met een half Molukse jongen, vader Moluks, moeder ‘echt’ Nederlands.
Pablo heette hij, vernoemd naar een Zuid-Amerikaanse vrijheidsstrijder. Achternaam: Bakker.
“Leuk, dus je hebt de achternaam van je moeder!”
“Nee, mijn vader heet Bakker.”
Kun je niet zien, kun je niet weten.