Voor iemand die de kost moet winnen met eten koken en daar dik 10 uur per dag aan besteed, blijft de bewering: “Ik hou eigenlijk niet van koken” een hilarische. Gelukkig kan ik er zelf ook nog smakelijk om lachen.
Is de behoefte om het buiten die 10 uur om HELEMAAL NIET over eten te hebben nog enigszins te begrijpen, mijn verhouding met eten was in het pre-eigenzaak-tijdperk niet altijd even gezond te noemen, met name als ik bij mijn ouders op bezoek was. “Ze hebben het altijd alleen maar over eten”, was een vooroordeel dat door mijn ouders werd bevestigd.
Het begon al zodra mijn vader de deur voor me had geopend: “Ik ben je eten aan het opwarmen.”, zei hij, reeds omgekeerd op de weg terug naar de keuken. En ik had mijn moeder nog niet gezien of ik hoorde haar stem al: “Heb je al gegeten?” Ze wachtte mijn antwoord niet eens af en mijn jas was nog niet uit of ik kreeg mijn eerste opdracht: “Ga eten, nu het nog warm is!”. Daarbij keek ze iemand anders aan, ik denk Bruce of Wayne ofzo, iemand van As the World Turns geloof ik. Dit wilde ik niet! Ik wilde praten, over mij, over hen, over wat ik of zij onlangs had en hadden meegemaakt. Of ze konden dit begin ook goedmaken middels een simpel: “Hallo!” maar helaas….
Klopt ja: het was ook mijn eigen schuld want ik doorbrak dit ritueel niet. Ik functioneerde en communiceerde evenmin en soms verzon ik zelfs dát ik al had gegeten, “… zojuist nog, een broodje op het station…” Dan ging ik met een rammelende maag de deur uit.
En dat is toch het voordeel van wat ik nu doe: tijdens het fijnsnijden van 62 knoflookteentjes krijg je alle tijd om na te denken! Niet alleen over klanten, over muziek, over gisteravond en over je grote liefde maar ook… over eten! Ik bedoel: het valt toch gewoon binnen die 10 uur!
Dan denk je aan eten van vroeger, het eten bij tante zus of tante zo en wat en hoe we daar en gewoon bij ons thuis aten. Eeuwig zonde dat er geen geluidsopnames zijn van de keren dat er familie, vrienden en kennissen bij ons over de vloer kwamen. En dat waren er nogal wat: die keren en die familie, vrienden en kennissen. De discussies over eten, over lékker eten, wat er wel of niet in een bepaald gerecht thuis hoorde en welke nasi goreng uit welke streek of uit welke stad de beste was: ik wil het horen! En mocht er beeldmateriaal bewaard zijn gebleven, een foto of filmpje, dan zou bijvoorbeeld mijn vader er als volgt hebben uitgezien: staand vóór de hoekbank waarop een aantal kennissen: oom Juul, tante Clara, meneer den Dekker, oom Jan en tante Vonny. Zijn ogen wijd open gesperd, zijn stem dwingend en een wijsvinger die dreigend alle kanten maar vooral hún kant op wijst. In die houding had hij zelfs kunnen beweren dat een sambal goreng telor louter uit ei en tomatenpuree bestaat. “Lekker meneer Kokosky. U heeft helemaal gelijk, meneer Kokosky!”
Maar dan hun leven in het kamp. Het leven van hem, van mijn moeder, al die familie, vrienden en kennissen en honderdduizenden anderen in zo’n Jappenkamp. Elkaar in leven proberen te houden door smakelijk en smeuïg de heerlijkste gerechten op te dissen. Recepten uitwisselen, mondeling of op een vodje papier. Wie krijgt de laatste korrels rijst en wie mag het blad van de bomen hebben? Ze hebben het alleen maar over eten? Dáár een manier om te overleven en hier om te vergeten.
En dan kom ik aanzetten met mijn verzonnen broodje op het station… Sorry mam! Sorry pap! Ik zal het nooit meer doen. En ik ga op zoek naar een “WAT EN HOE, ETEN” of iets anders woordenboekachtigs. En als het nog niet bestaat dan wil ik het wel maken: De taal van eten.
Twee zinnen heb ik al, die krijgen een speciale vermelding.
“Ik ben je eten al aan het opwarmen.” betekent “Welkom thuis!”
“Ik heb weer je ritja ritja gemaakt.” betekent “Ik hou van je!”
Foto boven: broer en zus aan de maaltijd bij oom en tante in Amsterdam